Van de getransplanteerde nieren functioneerde in de periode 1986-1995 na één jaar 87 procent en nog 75 procent na vijf jaar. In de periode 2006-2015 waren die percentages gestegen tot respectievelijk 92 en 84 procent. Dat blijkt uit een internationale studie met gegevens uit de databank van de Collaborative Transplant Study over 108.787 ontvangers van transplantnieren in 135 hospitalen van 21 Europese landen.
In een commentaar wijst prof. Maarten Naessens (KU Leuven), die aan de studie meewerkte, op het feit dat de vooruitgang vooral geboekt werd in de periode 1986-2000, maar dat er de laatste vijftien jaar niet zoveel verbetering meer opgetreden is. "Deze gegevens bevestigen wat we in het ziekenhuis ook al merkten. In vergelijking met de vooruitgang in andere domeinen uit de geneeskunde is dat frappant", aldus Naessens.
De stagnatie heeft volgens de Leuvense nefroloog niets te maken met het veranderend profiel van donoren en ontvangers. "Beiden zijn weliswaar gemiddeld ouder geworden en lopen derhalve meer risico op ziektes. Maar zelfs al we hier rekening mee houden dan verklaart dit de stagnatie in de levensduur van een transplantnier nog niet", aldus Naessens.
De verklaring dient volgens hem gezocht te worden in de manier van behandeling. "De medicatie die we gebruiken om afstoting van een nier te voorkomen dateert uit de jaren '90 van de vorige eeuw, terwijl onze wetenschappelijke kennis de laatste 15 jaar toegenomen is. Dit laatste heeft zich echter niet vertaald in betere medicijnen. Er is duidelijk nood aan innovatie op dat vlak", aldus Naessens.